Door Roberto de Mattei | 1 maart 2023
Deel 3
De religieuze geschiedenis van Rusland is de geschiedenis van een volk waarvan de leiders de beloften van hun doopsel, voor het eerst beleden in Kiev door de heilige Vladimir, de rug toekeerden om een nationale religie te creëren die instrumenteel was voor de nieuwe staat waarvan Moskou het centrum was.
De eerste patriarch van Moskou, benoemd in 1589 door tsaar Fjodor I, was Iov (Job). Hij werd opgevolgd door Hermogenes en door Fjodor Nikitič Romanov (1553-1633), die de religieuze naam Filaret aannam. In 1613 plaatste Filaret zijn nog geen zeventienjarige zoon, Michail Romanov, op de troon van de tsaar. In Rusland ontstond dus een unieke situatie waarin de tsaar de zoon was van de patriarch, die in feite de echte heerser van het koninkrijk was. Van 1613 tot 1917 regeerden twintig heersers van de Romanov-dynastie, die een despotische combinatie van politieke en religieuze macht belichaamden, die het christelijke Westen onbekend was.
Tsaar Peter I ‘de Grote’ (1672-1725), een afstammeling van patriarch Filaret, begon een poging tot het seculariseren van Rusland die op 25 januari 1721 culmineerde in een manifest dat de afschaffing van het patriarchaat van Moskou aankondigde.
“(Dit,) uitsluitend door de burgerlijke macht en om louter politieke redenen gesticht, had in de loop van een eeuw niet stevig wortel geschoten in de Russische bodem, had geen levende en organische band met het volk, werd geboren door een gril van de burgerlijke macht en hield door een gril daarvan op te bestaan” [1]
In plaats van het patriarchaat van Moskou stelde Peter de Grote de “Heilige Synode” in, een collegiaal kerkelijk bestuur bestaande uit bisschoppen, allen benoemd door de tsaar. Aan het hoofd daarvan stond een leken procureur-generaal, eveneens benoemd door de heerser. In 1723 werd de Heilige Synode officieel erkend door de patriarchen van Constantinopel, die alle rechten van het patriarchaat van Moskou overdroegen aan het nieuwe orgaan. Vanaf dat moment raakte het leven van de Russische Kerk volledig verstrengeld met het leven van de staat en kreeg deze Kerk het karakter van een bureaucratische instelling.
“Bijna twee eeuwen lang zou de Russische Kerk geen eigen geschiedenis meer hebben, want haar geschiedenis is die van de staat zelf”[2]
Peter de Grote verplaatste de hoofdstad van Moskou naar Sint-Petersburg, versterkte de gecentraliseerde en autocratische staat en gebruikte als eerste de titel van ‘Keizer van geheel Rusland’. Deze titel verenigde een absolutisme in Mongoolse stijl, Byzantijns caesaropapisme en de Moskouse ideologie van het Derde Rome [3]. De basileus, d.w.z. de tsaar en keizer, presenteerde zich als de enige vertegenwoordiger van God op aarde.
Na Peter de Grote, die de orthodoxe kerk aan de staat onderwierp, wilde ook keizerin Catharina II (1762-1796) de Grieks-katholieke kerk aan de staat onderwerpen en verordonneerde in 1793 de opheffing van het Latijnse bisdom Kiev. In 1839 schafte tsaar Nicolaas I officieel de Grieks-katholieke kerk af in Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen en enkele regio’s in Polen, die in de 16e en 17e eeuw historisch gezien weer bij Rome waren aangesloten.
Paus Pius IX uitte zijn bezorgdheid over het beleid van de tsaar om het oosterse katholicisme te vernietigen in zijn encyclieken Amantissimo humani (8 april 1862); Ubi urbaniano (30 juli 1864); Levate (17 oktober 1867) en Omnem sollicitudinem (12 mei 1874). “In het Russische Rijk en het Poolse Koninkrijk,” schreef hij in de encycliek Levate,
“worden katholieke bisschoppen, geestelijken en leken in ballingschap gedreven, in de gevangenis gegooid, op alle manieren dwars gezeten, van hun bezittingen beroofd, en onderdrukt met behulp van strenge straffen; de canons en wetten van de Kerk worden volledig met voeten getreden. Hiermee nog niet tevreden, is de Russische regering, overeenkomstig haar vroegere plan, doorgegaan met het schenden van de leer van de Kerk, met het verbreken van de banden van vereniging en communicatie tussen de gelovigen en Ons en de Heilige Stoel. De regering streeft ernaar het katholieke geloof volledig te ondermijnen in bepaalde gebieden door de gelovigen aan de boezem van de Kerk te ontrukken en hen in het meest fatale schisma te sleuren”.
De Russische autocraten zagen, net als de Byzantijnse keizers, de Kerk en de religie als een middel dat ze konden gebruiken om de politieke eenheid veilig te stellen en uit te breiden. Een grote Russische bekeerling, pater Ivan Gagarin s.j. (1814-1882), van de Sociëteit van Jezus, schreef dat, om de orthodoxen terug te brengen tot de eenheid van de Kerk, het vooral nodig was hun politiek-religieuze opvatting te bestrijden, gebaseerd op drie pijlers: de orthodoxe religie, de autocratie en het beginsel van nationalisme, onder de vlag waarvan de ideeën van Hegel en de Duitse filosofen tot in Rusland waren doorgedrongen [4]
Het Russische religieuze leven kende een steeds sterker verval, werd louter formeel en uitwendig, terwijl zich, naast de institutionele vroomheid, de individualistische en charismatische vroomheid ontwikkelde van de startsy, monniken die vanwege hun thaumaturgische (vert.: tovenaars-) kwaliteiten als heiligen werden vereerd. In feite, vervormt hun praktijk van “hesychasme” (genoemd naar de 8e-eeuwse asceet heilige Hesychius), of “gebed van het hart”, dat door hen wordt beoefend, de oude spirituele traditie van de monniken van de berg Athos. De stichter zelf van het Groot Laura klooster op Athos, de heilige Athanasius, stond de mystieke beoefening van het gebed van het hart slechts toe aan 5 (van de 120) meest volmaakte monniken. Gregorius Palamas (1296-1359) democratiseerde deze praktijk, waarbij hij ernstige leerstellige fouten introduceerde die de Katholieke Kerk in talrijke documenten heeft veroordeeld [5]. De starets werden dolende monniken, die in de voetsporen traden van oude spiritistische sekten met soms losbandige gebruiken. Dat was zeker het geval met de starets Grigórij Efímovič Raspútin (1869-1916), die een kwaadaardige invloed uitoefende op het hof van keizer Nicolaas II. Daarbij viel het behoeden van de liturgie, de enige catechese van de gelovigen, samen met corruptie en immoraliteit onder de orthodoxe geestelijkheid. Het priesterschap werd een beroep dat van vader op zoon werd doorgegeven, met een gebrek aan onderricht, dat gepaard ging met een mager besef van zonde en het idee dat alleen door de ervaring van zonde geestelijke wedergeboorte mogelijk is.
Een groot oriëntalist, Aurelio Palmieri (1870-1926) hekelde het kwaad dat de Russische Kerk teisterde: stagnatie, bureaucratisch formalisme, politieke slaafsheid, en schreef in 1908:
“De Russische Kerk bestaat niet meer sinds de tijd van Peter de Grote: ze is dood, beroofd van haar leiding, ze heeft geen hoofd. Ze is een afdeling geworden van het ministerie van religieuze zaken, dat door middel van bureaucratische documenten de Russische Orthodoxie bestuurt”[6].
De ineenstorting van het imperium van de tsaren stond voor de deur. De periode van chaos die in 1917 volgde op de Februarirevolutie van Kerenski en de Oktoberrevolutie van Lenin, leek de Heilige Synode de kans te bieden haar onafhankelijkheid te herwinnen door de figuur van de patriarch opnieuw in te voeren. Tussen augustus en november 1917 werd in Moskou een concilie gehouden dat op 28 oktober (10 november) de heroprichting van het Moskouse patriarchaat na meer dan twee eeuwen goedkeurde. Tikhon, geboren Vasilij Ivanovitsj Bellavin (1865-1925) werd verkozen in de functie van patriarch van Moskou en geheel Rusland. De illusie van zich emanciperen van de politieke macht was echter van korte duur. Het bolsjewistische regime begon een systematische vervolging van elke vorm van religie. Patriarch Tikhon werd, ondanks zijn erkenning van de Sovjetregering, gevangen gezet en stierf op 7 april 1925, mompelend: “De nacht zal zeer lang en donker zijn”. De Russisch-orthodoxe kerk bleef tot de Tweede Wereldoorlog zonder patriarch.
(wordt vervolgd)
Noten:
[1] (Aurelio Palmieri O.S.A., La chiesa russa. Le sue odierne condizioni e il suo riformismo dottrinale, L.E.F., Firenze 1908, pp. 64-65).
[2] (Juljia Nikolajevna Danzas, La coscienza religiosa russa, Morcelliana, Brescia 1946, p. 63).
[3] (Karl Bosl, L’Europa nel Medioevo, La Scuola, Milaan 1975, p. 330).
[4] (La Russie sera-t-elle catholique”, Charles Douniol, Parijs 1856, blz. 74).
[5] (Martin Jugie, Dictionnaire de Théologie Catholique, vol. XI, coll. 1735-76).
[6] (op. cit, p. 304).
Roberto de Mattei
Bron: Voice of the Family Digest, https://voiceofthefamily.com/historical-considerations-on-the-moscow-patriarchate-part-3/
Dit artikel is vertaald en gepubliceerd met toestemming van de auteur Roberto de Mattei. Voor meer informatie over hem zie zijn uitgebreide persoonlijke website met een mooie biografie
Vertaling: EWTN Lage Landen (AV)
Voor meer informatie over de Engelse organisatie ‘Voice of the Family‘ klik hier.
Wilt u de andere werken lezen in deze serie van ‘Roberto de Mattei‘? Klik dan hier
Wilt meer weten, lezen of horen over ‘Rusland‘? Klik dan hier
Wilt meer weten, lezen of horen over de ‘Russisch-orthodoxe kerk’? Klik dan hier of gebruik één van de andere ‘tags’ boven- of onderaan dit artikel.
Keywoorden: | H.Vladimir | Hegel | Het derde Rome | Kiev | Lenin | Monniken van de berg Athos | Moskou | Pater Ivan Gagarin s.j. | Patriarch van Moskou | Rasputin | Religieuze geschiedenis van Rusland | Roberto de Mattei | Rusland | Russisch-orthodoxe kerk | Sint-Petersburg | Tsaar Peter de Grote (1672-1725) | Tsaren | Voice of the family |
230304 | [XLS000] |