Hoe de zelden geziene thesis van Leo XIV licht werpt op zijn visie voor de Kerk

COMMENTAAR: Lang voor zijn verkiezing dacht paus Leo XIV na over gezag, gehoorzaamheid en gemeenschap. Zijn proefschrift uit 1987 biedt een opvallende vooruitblik op het leiderschap dat zich nu ontvouwt.

Brendan Towell; Commentaren; 17 mei 2025

Voordat hij paus werd, was Leo XIV de augustijner pater Robert Prevost, een rustige monnik die zich verdiepte in het innerlijke leven van de religie. In 1984 behaalde hij een licentiaat in canoniek recht aan de Pauselijke Universiteit van Sint Thomas van Aquino (Angelicum) in Rome, gevolgd door een doctoraat in 1987. Zijn proefschrift, getiteld The Office and Authority of the Local Prior in the Order of Saint Augustine (‘Het ambt en het gezag van de lokale prior in de orde van Sint Augustinus’), lijkt op het eerste gezicht misschien obscuur, maar het kan nu waardevolle inzichten bieden over wat voor paus hij zal zijn.

Ik heb het proefschrift van paus Leo kunnen lezen dankzij de steun van de Province of St. Thomas van Villanova en het Falvey Library and Archive Team van de Villanova University. Misschien waren ze enthousiast om een van hun eigen mensen – gevormd in de Augustijner traditie – te zien reflecteren op dit pausschap, dat ze mij toegang verleenden. Niet elke onderzoeker zou hetzelfde vertrouwen hebben genoten, en dat neem ik niet licht op. Ik ben de Augustijner gemeenschap dankbaar en ik hoop dat dit artikel recht doet aan de rijkdom van wat ik heb gevonden.

Hieronder volgt een kort overzicht hoe dat vroege werk kan helpen om de instincten en visie van de nieuwe paus te verhelderen.

De stille autoriteit van paus Leo XIV

Naarmate paus Leo XIV zijn kudde beter leert kennen, raken ook de leden van de kudde vertrouwd met hun nieuwe herder. Encyclieken, apostolische exhortaties, toespraken en preken zullen te zijner tijd komen. Maar zelfs nu al zijn er tekenen dat hij iets diepers in zich draagt: een theologische visie die gevormd is door het rustige, weloverwogen ritme van het Augustijnse leven.

Die visie werd overduidelijk toen ik het proefschrift van de Heilige Vader las. Het werk gaat niet over mondiale structuren of kerkelijke politiek, maar over de kleinste, meest intieme eenheid van het religieuze leven: de lokale gemeenschap. In de details van hoe een prior (overste) zijn broeders leidt, zet pater Prevost een theologie van autoriteit uiteen die even oud is als het evangelie en even dringend nodig als altijd.

Wanneer pater Prevost schrijft over de lokale prior, geeft hij niet alleen commentaar op het kloosterlijk leiderschap. Hij presenteert een bestuursmodel dat duidelijk naar boven toe opschaalbaar is. De ‘gemeenschap’ van de paus is nu de universele Kerk. Dezelfde principes van eenheid, onderscheiding en dienstbaarheid zijn van toepassing, maar nu op mondiaal niveau.

Een van de belangrijkste stemmen die in het proefschrift wordt aangehaald, is die van paus Johannes Paulus II. Het langste citaat in het hele werk komt uit een toespraak die de Poolse paus in 1982 hield voor de augustijnen die bijeen waren in de kapel van hun Internationaal College in Rome. Johannes Paulus herinnerde hen eraan dat hun identiteit niet alleen wordt gevormd door de Regel van Sint-Augustinus, maar ook door het juridische fundament dat hun door de Kerk is gegeven: “Uw orde … heeft de heilige Moederkerk als stichtster van haar juridische realiteit.”

Voor pater Prevost is dit geen tegenstrijdigheid, maar een samenloop: het spirituele charisma van Augustinus en het institutionele gezag van de Kerk bepalen samen wat het betekent om leiding te geven. De aansporing van de paus – “Handel zo dat wat de Kerk in het algemeen is … ook voor elk van uw gemeenschappen waarheid wordt” – wordt een soort strijdkreet. Autoriteit is in dit licht altijd kerkelijk: ontvangen, gestructureerd en geleefd omwille van de gemeenschap.

Centraal in deze visie staat een onderscheidende ecclesiologie – een begrip hoe de Kerk is gestructureerd en geleid. De dissertatie van Leo XIV presenteert een visie op de Kerk niet als een hiërarchische bevelstructuur, maar als een gemeenschap van gemeenschappen, verbonden door een gezag dat tegelijkertijd juridisch en pastoraal, spiritueel en institutioneel is.

Autoriteit als dienstbaarheid – verankerd in de wet

Een van de meest onthullende momenten in het proefschrift komt aan het einde: “De primaire nadruk in het hele proefschrift is duidelijk en opzettelijk gelegd op de juridische aspecten van het ambt en de taken van de prior.” Pater Prevost schaamt zich niet voor deze focus, omdat voor hem de wet niet afleidt van het spirituele leven, maar een van de manieren is waarop dat leven concreet vorm krijgt.

“Het religieuze leven is, net als de Kerk als geheel, een realiteit die bestaat uit zichtbare concrete dimensies en spirituele, charismatische elementen. Vaak wordt het charismatische juist in en door de zichtbare dimensie tot uiting gebracht.”

In deze visie beperkt de wet de genade niet, maar maakt zij het mogelijk om in gemeenschap en in de concrete werkelijkheid te leven.

De fundamentele stelling van het proefschrift is deze: autoriteit in de Kerk gaat niet over dominantie of controle, maar over dienstbaarheid en gemeenschap. Zoals pater Prevost schrijft: “Het ambt van prior in de orde is geen ambt van macht, maar van broederlijke liefde; niet van eer, maar van plicht; niet van dominantie, maar van dienstbaarheid” (Constitutions, 15).

Dit mag niet worden verward met een vage oproep tot vriendelijkheid of goede wil. De visie van pater Prevost is diep canoniek. Hij baseert zijn argumenten stevig op de juridische traditie van de Kerk – van het Wetboek van Canoniek Recht tot de Constituties van de Augustijner Orde. Zijn leiderschapsmodel getuigt van een duidelijke pastorale benadering, maar is allesbehalve geïmproviseerd.

Hij zegt verder dat autoriteit een “macht is … ontvangen van God door het ambt van de Kerk” (Canon 618) – een macht die binnen duidelijke grenzen moet worden uitgeoefend, geleid door de wet en gericht op het algemeen welzijn.

Tot dusver staat dit in schril contrast met de voorganger van paus Leo. Terwijl paus Franciscus de nadruk legde op synodaliteit en pastorale onderscheiding – vaak zonder duidelijke structurele definities – suggereert het proefschrift van pater Prevost dat hij tussen synodaliteit en structuur geen tegenstelling ziet. Onderscheiding vereist vorm, zo impliceert hij. Dialoog vereist regels. De rol van de overste is niet om de wet op te schorten uit barmhartigheid, maar om deze met gerechtigheid en liefde te interpreteren en toe te passen. Zoals hij schrijft:

Het onderscheiden van Gods wil en het ontvangen van inzichten als een gave van de Geest zijn op geen enkele wijze voorbehouden aan de overste … het is essentieel dat het zoeken naar of het onderscheiden van Gods wil plaatsvindt in een context van dialoog. … De overste en de gemeenschap die hij dient, moeten samenwerken om tot beslissingen te komen die een weerspiegeling zijn van een echte samenwerking met wat het plan van de goddelijke wil in de gegeven situatie zou zijn. 

Elders voegt hij hieraan toe:

Hieruit volgt dat de essentie van het ambt van de overste bestaat in gehoorzamen; gehoorzamen aan de wil van God en zich inspannen om die te kennen, te formuleren en te specificeren voor zijn ondergeschikten.

Pater Prevost geeft in de tekst duidelijk aan dat hij schreef in een tijd van kerkelijke en culturele transitie. Hij merkt op dat de wereld rondom de Kerk werd gevormd door een opkomend ‘personalisme’, dat vaak los stond van de theologie van gehoorzaamheid en wet van de Kerk. “Vrijheid en wet zijn geen tegenstrijdige begrippen”, schrijft hij. “Het zijn waarden die met elkaar moeten worden geïntegreerd.”

In een tijdperk waarin men steeds sceptischer staat tegenover autoriteit – laat staan autoriteitsfiguren – benadrukt pater Prevost dat het evangelie autoriteit niet afschaft, maar juist instelt. “Autoriteit staat ten dienste van het welzijn van anderen … niet … omdat zij voortkomt uit de gemeenschap, maar omdat zij van bovenaf is ontvangen om te regeren en te oordelen.”

Dit kader weerspiegelt een vertrouwen in lokale initiatieven (wat de Kerk subsidiariteit noemt), getemperd door de verantwoordelijkheid van de paus om de eenheid en zorg voor de hele Kerk te waarborgen – een evenwicht dat al lang als essentieel wordt beschouwd voor het kerkelijk bestuur. Deze dubbele verbintenis van gedecentraliseerde aandacht en gecentraliseerd toezicht lijkt een kenmerk te zijn van de ecclesiologie die pater Prevost hier verwoordt.

De spirituele vorm van leiderschap

Deze nadruk op wetgeving en bestuur moge abstract lijken, pater Prevost verankert die stevig in het begrip relatie.

“Autoriteit is relationeel”, schrijft hij. ‘Het zou zinloos zijn om iemand tot prior te benoemen als er geen mogelijkheid is voor een goede relatie tussen hem en de andere leden van de gemeenschap.’ Wetgeving is volgens hem nooit onpersoonlijk; ze werpt alleen vruchten af wanneer autoriteit wordt uitgeoefend binnen echte menselijke relaties – gekenmerkt door vertrouwen, luisteren en wederzijdse dienstbaarheid.

Het proefschrift van pater Prevost is dan ook geen droog canoniek recht. Het is doordrongen van pastorale zorg. Keer op keer komt hij terug op de overtuiging dat leiderschap gebaseerd moet zijn op liefde, tot uiting moet komen in luisteren en gericht moet zijn op eenheid. “Van de overste wordt verwacht dat hij een levend getuigenis is van de liefde van God die vrijelijk en genereus aan de gemeenschap wordt geschonken”, schrijft hij.

Dit is meer dan goed management; het komt dichter in de buurt van geestelijk vaderschap. Voor pater Prevost is het de taak van een leider om Jezus Christus na te volgen, gemeenschap op te bouwen en roepingen tot heiligheid te koesteren in het gewone leven. Hij noemt dit een “kerkelijk ambt”, in het besef dat zelfs de kleinste daad van lokaal leiderschap deel uitmaakt van de universele zending van de Kerk.

Ik ontmoette pater Prevost in 2010, toen hij nog prior-generaal van de Orde van Sint Augustinus was. Ik werd getroffen door dezelfde combinatie van eenvoud en innerlijke overtuiging die nu zijn pauselijke visie bezielt – kwaliteiten die al zichtbaar waren in zijn proefschrift uit 1987. Hij vulde de ruimte niet met charisma, maar met standvastigheid, aandacht en helderheid. Dit zijn geen kwaliteiten die in de mode zijn, maar wel kwaliteiten die blijven.

Van lokale prior tot universele herder

De ecclesiologie die Leo XIV in dit vroege werk uiteenzet, bevestigt dat de Kerk op elk niveau meer is dan een bureaucratie of een sociale beweging. Zij is het Lichaam van Christus, bezield door de Heilige Geest en bestuurd door structuren die de gemeenschap dienen. Zijn theologische verbeeldingskracht verbindt het lokale met het universele en laat zien dat de gezondheid van de Kerk afhangt van de vitaliteit aan de basis en van de verenigende rol van het ambt van Petrus.

Nu, als opvolger van de heilige Petrus en plaatsvervanger van Christus, bekleedt Leo het hoogste ambt van zichtbare autoriteit in de Kerk. Zijn beslissingen zullen waarschijnlijk minder aanvoelen als opgelegde mandaten en meer als onderscheidingen die in overleg met anderen tot stand zijn gekomen. Dit is een leiderschapsstijl die sommigen waarschijnlijk zullen omschrijven als “synodaal” – maar niet in de losse, open betekenis die de term de laatste jaren vaak heeft gekregen.

Deze versie van synodaliteit zal waarschijnlijk eerder lijken op geordende samenwerking dan op open experimenten. In het proefschrift wordt de overste beschreven als ‘het principe van eenheid voor de gemeenschap’ – een figuur die luistert, ja, maar ook met integriteit gezag uitoefent. In deze visie is de Kerk geen debatclub, maar een lichaam dat verbonden is door een gezamenlijke missie, geleid door de goddelijke openbaring en de genade van God.

Wat de bibliografie onthult

Voor lezers met een meer technische blik is de bibliografie veelzeggend. Ze is rijk aan canonieke, historische en theologische bronnen, wat wijst op een wetenschapper die werkt op het snijvlak van traditie en hervorming. Enkele punten springen in het oog:

Juridische precisie. Verwijzingen naar de Codex van Canoniek Recht van 1917 en 1983, canonieke commentaren en procedures tonen aan dat pater Prevost de juridische structuur van de Kerk serieus neemt. Deze bronnen zijn geen bijzaak, maar theologisch van centraal belang. Zijn bibliografie omvat belangrijke 20e-eeuwse canonisten zoals Cappello, Beyer, Woestman, Wernz, Vidal, Orsy en Andrés Gutíerrez.

Augustijnse wortels. Met meerdere werken over de Regel van Sint-Augustinus, de Augustijnse Constituties en de geschiedenis van de orde, laat de bibliografie zien hoezeer zijn visie is gevormd door het ideaal van broederlijke gemeenschap en autoriteit als een vorm van dienstbaarheid.

Postconciliaire betrokkenheid. Uitgebreide verwijzingen naar documenten van Vaticanum II en naar theologen zoals Yves Congar weerspiegelen een engagement voor de vernieuwing van het concilie – niet als een breuk met het verleden, maar als een werk van organische ontwikkeling.

Historische diepgang. De opname van patristische en middeleeuwse bronnen – zoals de Patrologia Latina, Suarez en Tierney – wijst op een geleerde die het heden van de Kerk interpreteert aan de hand van de wijsheid van haar verleden.

Kortom, de bronnen wijzen op een paus met een canonieke, spirituele en historisch gefundeerde ecclesiologie – een pastoraal geleerde die niet met slogans regeert, maar met structuur en visie. Zijn proefschrift put uit een breed scala aan canonieke denkers – sommigen zeer traditioneel, anderen gevormd door de aggiornamento van Vaticanum II – en getuigt van een juridische geest die zowel geworteld als responsief is, en niet gebonden aan één enkele school of ideologie.

Een paus voor dit moment

Veel katholieken vragen zich vandaag de dag af: zal deze nieuwe paus duidelijkheid brengen waar verwarring is ontstaan? Zal hij het vertrouwen herstellen waar dat is geschokt? Het proefschrift van Leo XIV is verre van abstract en spreekt rechtstreeks tot dit moment. Het onthult een leider die waarde hecht aan dialoog, maar niet aan wanorde; aan overleg, maar niet aan verwarring. Hij leidt met een vaste hand en een hart gevormd door de wet, gebed en gemeenschap.

Hoewel het pontificaat van paus Leo XIV nog maar net begonnen is, getuigen zijn vroege geschriften van een diepe waardering voor veel dingen waar katholieken vandaag de dag naar verlangen: een Kerk die luistert, een herder die met zijn volk meegaat, en een visie op leiderschap die de gelovigen niet het zwijgen oplegt, maar hen juist tot een diepere gemeenschap brengt. In tegenstelling tot de vrijere vormen van synodaliteit die we de laatste jaren zien, lijkt de benadering van Leo XIV meer juridisch gedefinieerd en stevig verankerd. Zijn nadruk op respect voor de zeggenschap van lokale gemeenschappen mag niet worden verward met onverschilligheid. Het weerspiegelt veeleer een vertrouwen in het mystieke lichaam van Christus – een vertrouwen dat nooit losstaat van de bredere verplichtingen van het pauselijk ambt. Het lokale en het mondiale worden niet door spanning bij elkaar gehouden, maar door wederzijdse dienstbaarheid.

Zoals hij in de inleiding van zijn proefschrift stelt: “De zoektocht naar de beste manier om gezag en gehoorzaamheid in het religieuze leven te beleven, is nog niet ten einde.” Dat is zeker zo – en onder Leo XIV krijgt die zoektocht wellicht een meer geordende, canonieke vorm: een vorm die het recht van de Kerk als een geschenk beschouwt, niet als een belemmering.

De broeder in het wit

De witte soutane van het pausdom mag dan nieuw zijn, het hart eronder is vertrouwd. Het is het rusteloze hart van een augustijner priester die zijn leven heeft gewijd aan nadenken en bidden hoe hij Christus en het volk van God het beste kan dienen. Zoals uit zijn proefschrift blijkt, zal het gezag dat paus Leo XIV nu heeft, niet worden gevormd door ambitie, maar door het kruis; niet door verovering, maar door gemeenschap. Het zal ook niet geïmproviseerd worden. Het zal vastberaden, duidelijk en met liefde worden uitgeoefend.

Dit is geen vermoeden, maar een bevestiging. Zijn proefschrift zet de verwachtingen niet op zijn kop, maar bevestigt ze. Hier is een paus die leiderschap ziet als een geordende genade, die de wet niet waardeert omwille van controle, maar omwille van gemeenschap, en die diep gelooft in de kracht van stille, trouwe dienstbaarheid. Misschien is dat precies wat de Kerk nu nodig heeft: geen revolutie, maar een terugkeer – naar duidelijkheid, naar naastenliefde en naar de wijsheid van een eenvoudige broeder die weet hoe hij moet leiden door te dienen.

 

Bredan Towell

Bredan Towell

 

 

 

 

 

Brendan Towell geeft les aan een particuliere katholieke school in het bisdom Camden en woont met zijn gezin in het aartsbisdom Philadelphia. Zijn interesses omvatten Augustijnse studies, ressourcement-theologie en de theologische erfenis van paus Benedictus XVI. Zijn website is BrendanTowell.com.

 

Bron: How Leo XIV’s Rarely-Seen Thesis Sheds Light on His Vision for the Church| National Catholic Register

Vertaling: EWTN Lage Landen (HR)

 

 



 

5,0 (2)
Categorieën: , ,

Volg EWTN.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief!