Paus Leo XIV: eenheid van de Kerk groeit door vergeving en vertrouwen

29 juni 2025 – Paus Leo XIV sprak over eenheid, nadat hij het pallium had uitgereikt aan 54 nieuwe metropolitane aartsbisschoppen tijdens het Hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus, patrones van de stad Rome. Foto: Vatican Media

Rome Nieuwsredactie, 09:40 uur (CNA).

Paus Leo XIV zei op zondag 29 juni 2025 dat eenheid in de Katholieke Kerk “gevoed wordt door vergeving en wederzijds vertrouwen,” nadat hij het pallium had uitgereikt aan 54 nieuwe metropolitane aartsbisschoppen tijdens het Hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus, patroonheiligen van de stad Rome.

“Als Jezus ons vertrouwt, dan kunnen wij ook elkaar vertrouwen, in Zijn naam,” zei de paus, en hij richtte zijn oproep tot eenheid tot alle christelijke denominaties.

Voordat hij de aanwezigen op het Sint-Pietersplein leidde in het bidden van het Angelus, herinnerde de paus ook aan het getuigenis van de apostelen die als martelaren zijn gestorven.

“Vandaag is het grote feest van de Kerk van Rome, geboren uit het getuigenis van de apostelen Petrus en Paulus en vruchtbaar gemaakt door hun bloed en dat van vele andere martelaren,” zei hij en benadrukte dat zelfs vandaag “er over de hele wereld christenen zijn die door het Evangelie genereus en moedig worden gemaakt, zelfs ten koste van hun leven.”

In een oecumenische oproep benadrukte de paus dat dit gedeelde offer een “diepe en onzichtbare eenheid tussen christelijke kerken” creëert, wat hij, woorden van paus Franciscus herhalend, een “oecumene van bloed” noemde.

Bij de mis in de Sint-Pietersbasiliek op zondagmorgen was metropoliet Emmanuel van Chalcedon aanwezig, die leiding gaf aan de delegatie van het Oecumenisch Patriarchaat, gestuurd naar Rome door Bartholomeüs I voor het Hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus — een viering rijk aan oecumenische betekenis.

In zijn toespraak voorafgaand aan het gebed tot Maria bevestigde de paus: “Mijn bisschoppelijke dienst is een dienst aan de eenheid, en de Kerk van Rome zet zich, door het bloed van de heiligen Petrus en Paulus, in voor de gemeenschap tussen alle kerken.”

De paus citeerde het Evangelie en herinnerde eraan dat “de steenrots waaraan Petrus ook zijn naam dankt Christus is. Een steen verworpen door mensen, die God heeft gemaakt tot hoeksteen.” De basilieken van de heiligen Petrus en Paulus, zo merkte hij op, liggen “buiten de muren,” wat aangeeft dat “wat ons groot en glorieus lijkt, ooit is verworpen en buitengesloten omdat het in strijd was met wereldse denkwijzen.” Leo nodigde iedereen uit het “pad van de Zaligsprekingen” te bewandelen, waar geestelijke armoede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en dorst naar gerechtigheid vaak “tegenstand en zelfs vervolging” ontmoeten. Toch stelde hij dat “de glorie van God schijnt in zijn vrienden en onderweg vormt Hij hen, van bekering tot bekering.”

Bij de graven van de apostelen, “een duizendjarig bedevaartsoord,” moedigde de paus iedereen aan te ontdekken dat “ook wij kunnen leven van bekering tot bekering.” Het Nieuwe Testament, herinnerde hij, verbergt de fouten en zonden van de apostelen niet, “omdat hun grootheid gevormd werd door vergeving.” “Jezus,” zei hij, “roept nooit slechts één keer. Daarom kunnen we altijd hoop hebben, waar het Jubeljaar ons ook aan herinnert.”

Na het Angelus betuigde paus Leo XIV zijn nabijheid aan het Barthélémy Boganda lyceum in Bangui, Centraal-Afrikaanse Republiek, “in rouw na het tragische ongeluk waarbij vele leerlingen omkwamen en gewond raakten.” Negenentwintig leerlingen kwamen om het leven en meer dan 250 raakten gewond bij een paniekreactie op woensdag veroorzaakt door een toevallige elektrische explosie.

De paus gaf ook uitdrukking aan “een oprecht in zijn gedachten blijven van de pastoors en alle priesters die werken in de Romeinse parochies, met dankbaarheid en aanmoediging voor hun dienst.”

Leo herinnerde eraan dat het hoogfeest van die dag de jaarlijkse Peter’s Pence-collecte markeert, “een teken van gemeenschap met de paus en van deelname aan zijn apostolische dienstwerk,” en dankte “hen die, door hun bijdragen, mijn eerste stappen als opvolger van Petrus ondersteunen.”